Mijn Levensloop

Ten besluite

Niet zelden heb ik mij afgevraagd: Ben ik een geroepen dienaar? Ik mocht immers het ‘voortreffelijke werk‘ van het opzienersambt niet begeren uit eerzucht of hebzucht, maar uit een oprechte vreze Gods en een begeerte om Christus’ kerk te stichten (aldus J.Calvijn over de roeping tot het ambt waarvan iedere dienaar van God zich innerlijk bewust moet zijn). Ik heb er dan ook altijd wat moeite mee om op te sommen waar ik me in mijn leven mee bezig heb gehouden. Het goede is veel. Niet: het vele is goed. De Heere alleen weet, waarin ik tot zegen voor anderen mocht zijn. Maar dat is wel steeds mijn diepste verlangen geweest. Wat ik in het bovenstaande verhaald heb is dan ook niet bedoeld om aandacht te vragen voor mijzelf of om met iets van mijzelf op de troon te komen. Ik heb wel de stille hoop, dat de leidingen van de Heere in ons leven en dat van ons gezin voor de lezers van dit levensverhaal een aanmoediging mogen zijn om zich met hart en ziel te wijden aan de dienst in Gods Koninkrijk, waar en hoe dan ook. Daarbij denk ik aan onze kinderen en kleinkinderen. Maar ook komen mij de studenten in gedachten, met wie ik onder meer in de zogenaamde ‘Vriendenkring’ vele gezegende uren mocht doorbrengen. Vaak ging het dan over de prediking. En dan bond ik hen op het hart om altijd de juiste route te kiezen. Van het Woord (een tekst) naar het Kruis (centrum van het Woord/ de verzoening door voldoening); vandaar naar het hart van de mens (de landingsbaan van het Woord van God); en daar vandaan naar de wereld (de vragen van de heiliging, de cultuur, enz.). Als wij aan deze volgorde sleutelen, stranden en verzanden we vroeg of laat.

In mijn jongste jaren – op mijn 20e levensjaar – heb ik mijn vroomheid moeten inleveren. Ja, ik meende, dat ik door heel ijverig bezig te zijn in het werk van de Heere, mij aangenaam kon maken voor God. Maar ik moest mezelf leren kennen als een mens die van nature een vijand van God en van Zijn genade is. En ik leerde te leven op kosten van de Heere Jezus Die alles, ja werkelijk alles voor mij had volbracht. Vanaf die tijd stem ik van harte in met het lied van Robert Murray MCheyne:

Nu ken ik die waarheid zo diep als gewis,
dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.

Steeds meer ben ik aangewezen geraakt op de vrije genade van Hem Die zondaren zalig maakt op basis van Zijn bloedstorting. Ik ging meer dan ooit lezen in de geschriften van de Engelse puriteinen, Andrew Gray, de Erskines o.a. en van de Nederlandse Nadere Reformatoren (Wilhelmus à Brakel, enz.). Vaak werd ik daardoor getroost. Ook Kohlbrugge’s preek over Romeinen 7 : 14 (de bekende preek over de komma) hielp mij om al mijn gerechtigheden weg te werpen en genoeg te hebben aan wat de Zaligmaker Jezus Christus in mijn plaats had willen doen.

Ik moet zeggen, dat het werk van een dienaar des Woords zeker in onze tijd niet gemakkelijk is. Veel van mijn collega’s vragen zich elke zondag af: Breng ik het Woord van God (Wet en Evangelie) zo, dat mijn boodschap bij jong en oud overkomt? Toch geloof ik, dat het er vooral op aankomt, dat een dienaar van het Woord persoonlijk weet heeft van het geheim van Gods genade. De gemeente zal het aanvoelen, of hij een man is die niet alleen woorden spreekt, maar een levende Wegwijzer naar de Heere mag zijn, het doel van ons leven; die zegt wat hij meent en meent wat hij zegt. Zo kon ik ook in een kerk als de Nederlandse Hervormde Kerk en in de Protestantse Kerk in Nederland, zo verworden als deze is, dienen.

Er komt heel wat op een dominee af. Iedereen praat tegenwoordig mee. Er zijn vele pastorale zaken, ethische zaken (huwelijksproblemen/ echtscheidingen, enz) die aandacht, tijd en energie van de pastor vragen. Veel van zijn tijd besteedt hij aan zogenaamd crisispastoraat. Maar hij hoeft niet te denken, dat de voortgang van het werk van hem afhangt. Hij hoeft er niet overspannen van te worden. Laat hij maar een man van veel gebed zijn. Door alles heen mag hij toch weten: de Heere heeft mij bevolen bekering en vergeving van de zonden te verkondigen (Luk. 24 : 47). En als hij dat getrouw mag doen, zal de Heere Zijn eigen werk ook zegenen. Een dominee moet vooral ook zijn vrouw en kinderen niet vergeten. Wij hebben zeven kinderen mogen grootbrengen. En het is wel eens heel moeilijk geweest om zowel een trouwe pastor als een vriend voor de eigen kinderen te zijn. Maar hoeveel we ook tekort zijn geschoten, wij hebben elkaar lief gehad. En de liefde is en blijft de meeste.

Sedert enkele jaren preek ik niet meer, omdat mijn gezondheid het niet toelaat. Dat is voorwaar een hele aderlating. Ik voel me soms vleugellam. Maar de Heere laat mij op Zijn tijd zien, dat er ook nog kleine dingen zijn, die gedaan moeten worden. En die doe ik dan maar ‘met vreugde’.

Mijn vrouw en ik vinden het een grote zegen, dat wij die dingen ook samen mogen doen, o.a. ook in de contacten met onze kinderen en kleinkinderen. Toen wij ons veertigjarig huwelijks- en ambtsjubileum vierden (september 1995) in Oostkapelle in Zeeland, heeft mama tegen de kinderen gezegd: ‘Zoek de Heere vroeg, zoek Hem veel. Hij is het zo waard, dat we voor Hem leven. Wat hebben wij aan de eer van mensen? Wij hebben de goedkeuring van de Heere nodig….’.

We beëindigen de beschrijving van onze levensloop met de woorden van de dichter van Psalm 77:7 (ber.):

‘k Zal gedenken, hoe vóór dezen
ons de Heer’ heeft gunst bewezen;
‘k zal de wond’ren gadeslaan,
die Gij hebt vanouds gedaan.
‘k Zal nauwkeurig op Uw werken
en derzelver uitkomst merken,
en in plaats van bitt’re klacht
daarvan spreken dag en nacht.

Lees verder: In het blikveld van drie intervieuws




<- CHE